Moe en dorstig kwam Helena aan bij de oever van het weer. Ze had een lange tocht achter de rug en ze was blij dat ze eindelijk de kans had om wat te drinken en wat uit te rusten. Ze kwam dichter bij het water van het meer en liet haar hoofd zakken om te drinken. Het frisse water deed haar goed en gaf haar weer wat energie, hoewel ze nog steeds wat moe was. Ze liep een aantal passen weg van de oever en ging liggen in het gras om een dutje te doen. Omdat ze nog nooit eerder in deze omgeving was geweest en ze niet wist of er gevaren dreigden, hield ze haar ogen half open en hield ze haar oren gespitst.